Uw pensioen loopt een deukje op
CARROSSERIE 01 |14
In het vorige nummer is ingegaan op wijzigingen in (belasting)wetgeving, die per 1 januari jl. ingingen. Maar ook ten aanzien van pensioenen is er het een en ander per die datum gewijzigd, zeker ook voor de DGA-directeur groot aandeelhouder. Niet goed geregeld, kunnen de financiële consequenties groot zijn.
DOOR: MR G. VAN DER LELIE
Versobering pensioen
Op 1 januari 2014 is de wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd (wet VAP) in werking getreden. Uw pensioenbrief, waarin u en uw B.V. afspraken hebben gemaakt over uw pensioenopbouw, dient te voldoen aan de nieuwe fiscale eisen. De pensioenrichtleeftijd is verhoogd naar 67 jaar (voorheen 65 jaar) en deze wordt later, net als bij de AOW, nog aangepast aan de dan geldende levensverwachting. Bovendien is uw jaarlijkse pensioenopbouw verminderd, omdat het maximale opbouwpercentage is verlaagd. Indien u pensioen opbouwt over uw laatst verdiende loon (eindloonregeling) bedraagt het opbouwpercentage 1,9% (voorheen 2%). Bouwt u pensioen op over uw gemiddelde loon (middelloonregeling) dan bedraagt het opbouwpercentage 2,15% (voorheen 2,25%). Vanaf 1 januari 2015 wordt de belastingvrije pensioenopbouw beperkt tot inkomens van maximaal € 100.000. Daarnaast wordt het opbouwpercentage verder verlaagd bij een middelloonregeling tot maximaal 1,875%; bij een eindloonregeling tot maximaal 1,625%. Door verhoging van de pensioenleeftijd heeft u echter langer de mogelijkheid pensioen op te bouwen.
Is dit nadelig voor u als DGA?
Voor u als directeur groot aandeelhouder (DGA) betekent de versobering van de pensioenopbouw uiteraard dat u minder pensioen kunt opbouwen. De vraag is of dit als een groot bezwaar zal worden ervaren. Veel DGA’s bouwen pensioenrechten op bij hun eigen B.V. (pensioen in eigen beheer). Uw B.V. zal voldoende vermogen dienen te vergaren om u later pensioen te kunnen uitkeren. In de afgelopen maanden hebben veel DGA’s besloten te stoppen met het verder opbouwen van pensioen, omdat pensioenopbouw grote financiële en fiscale consequenties heeft. Pensioen voorziet in de verzorging van de pensioengerechtigde en desgewenst, na zijn/haar overlijden, in de ver zorging van zijn/haar partner en eventueel kinderen (tot maximaal 30 jaar). U streeft hierbij naar een passend en betaalbaar pensioen. Indien ‘te veel’ pensioen wordt opgebouwd, zal blijken dat de DGA niet meer fl exibel is in zijn keuze om via dividend geld uit de B.V. te halen en betaalt de DGA wellicht onnodig veel inkomstenbelasting. Opgebouwde pensioenrechten dienen te worden uitgekeerd en worden maximaal belast met 52% inkomstenbelasting. Houd hierbij rekening met andere inkomens zoals AOW, bij eerdere werkgevers opgebouwd pensioen en lijfrente uitkeringen. Op dividend rust een belastingdruk van circa 40%; in 2014 tijdelijk circa 37,6%.
Fiscale beperkingen waardering pensioenverplichting
Fiscaal zijn er veel en ingewikkelde regels waaraan pensioen dient te voldoen. Het gaat dan niet alleen over de hoogte van het op te bouwen pensioen, maar ook om de financiering van de aan de DGA toegekende pensioenrechten. De fiscale regels voor de waardering van de aan de DGA toegekende pensioenrechten, waarbij het pensioen in eigen beheer wordt opgebouwd, staan om vier redenen steeds verder af van de werkelijkheid:
(1) de fiscale wetgeving schrijft een rekenrente voor van ten minste 4%, terwijl verzekeraars rekenen met een zogenoemd U rendement dat in december 2013 1,84% bedroeg;
(2) een verzekeraar houdt rekening met ‘het risico’ dat pensioen langer dient te worden uitgekeerd, omdat mensen langer leven dan blijkt uit de meest recente actuariële levenstabel. Fiscaal is dit niet toegestaan;
(3) fiscaal kan geen voorziening worden gevormd voor de stijging van pensioen na ingangsdatum (indexatie);
(4) tenslotte mag fiscaal geen rekening worden gehouden met het risico dat de DGA voor zijn pensioendatum overlijdt en er voortijdig nabestaandenpensioen dient te worden uitgekeerd aan diens partner en kinderen.
Door al deze verschillen in waardering is de fiscale voorziening sterk afwijkend van de commerciële waarde en niet toereikend voor het uitkeren van pensioen.
Een voorbeeld ter toelichting:
DGA Tim is 34 jaar, zijn partner Monique is 33 jaar. Ze hebben twee kinderen van 9 respectievelijk 7 jaar. Tim is op 1 januari 2014 11 jaar in dienst van zijn B.V. en heeft een jaarsalaris van € 60.000. Per 1 januari 2014 heeft Tim over zijn gemiddelde loon een jaarlijks ouderdomspensioen opgebouwd van € 10.461 dat vanaf het bereiken van de 65 jarige leeftijd zal worden uitgekeerd. Tim verwacht daarnaast nog een extra pensioen op te bouwen van jaarlijks € 25.183 dat vanaf zijn 67-jarige leeftijd zal worden uitgekeerd. De B.V. heeft in haar jaarrekening per 31 december 2013 de pensioenvoorziening volgens de fiscale regels gewaardeerd op € 38.637; de commerciële waarde bedraagt echter € 156.830, kortom vier keer zo hoog. Op pensioendatum 65 jaar bedraagt de fiscale voorziening in de B.V. € 149.045, terwijl de commerciële waarde € 300.002 bedraagt. Voor het aanvullend pensioen op 67-jarige leeftijd zal op pensioeningangsdatum een extra fiscale voorziening zijn gevormd van € 340.136, terwijl de commerciële waarde € 672.988 bedraagt. Op de pensioeningangsdata is de fiscale voorziening circa slechts de helft van de commerciële waarde en daarmee volstrekt onvoldoende om aan de pensioenverplichting te kunnen voldoen.
In de uitkeringsfase komen de verschillen geleidelijk alsnog ten laste van het fiscale resultaat, maar dan staan er inmiddels geen bedrijfswinsten meer tegenover deze lasten, zodat er per saldo verliezen ontstaan die niet meer gecompenseerd kunnen worden. Pensioen heeft derhalve veel grotere financiële consequenties dan blijkt uit de in de jaarrekening van de B.V. opgenomen pensioenvoorziening. Daar komt nog bij het nabestaandenrisico bij vroegtijdig overlijden van de DGA. Dit risico is voor de B.V. vaak financieel niet op te brengen en dient derhalve (deels) extern verzekerd te worden of anderszins te worden ingeperkt. Indien de DGA op 31 december 2013 zou zijn overleden zou de commerciële waarde van het recht op nabestaandenpensioen voor partner en kinderen ruim € 1,7 miljoen hebben bedragen!
Pensioen is een belemmering om dividend uit te keren
Vanaf 1 oktober 2012 gelden strengere regels voor het uitkeren van dividend aan de aandeelhouder, waarbij de bestuurder van een B.V. tevens goedkeuring dient te verlenen aan het besluit van de aandeelhoudersvergadering tot het uitkeren van dividend. Deze goedkeuring mag, met als sanctie bestuurdersaansprakelijkheid, niet worden verleend als de bestuurder weet, of redelijkerwijs behoort te voorzien, dat de B.V. door het uitkeren van dividend niet kan voldoen aan haar opeisbare schulden. De Belastingdienst beoordeelt daarnaast of door het uitkeren van bijvoorbeeld dividend het pensioen van de DGA in gevaar komt (fictieve afkoop) waarbij als sanctie de commerciële waarde (en niet de fiscale waarde) ineens wordt belast met maximaal 52% inkomstenbelasting plus 20% revisierente. Bij de beoordeling of dividend kan worden uitgekeerd dient volgens de Belastingdienst de commerciële waarde van de pensioenverplichting in plaats van de fiscale voorziening als uitgangspunt te worden genomen. In bovenvermeld voorbeeld dienen de vrij uitkeerbare winstreserves per 31 december 2013 te worden verminderd met € 118.223 (€ 156.860 – € 38.637). Tevens dient voor een deel van het nabestaandenrisico een hogere niet uitkeerbare winstreserve te worden aangehouden. Het is raadzaam voordat dividend wordt uitgekeerd hierover afspraken te maken met de Belastingdienst.
De brief van de Staatssecretaris van Financiën van 6 december 2013 aan de Tweede Kamer, waarin oplossingsrichtingen worden geschetst voor de bovenvermelde knelpunten van pensioen in eigen beheer voor de DGA, geeft helaas nog geen duidelijkheid over de bepaling van de dividendruimte. Wij kunnen u over deze problematiek desgewenst verder adviseren.
De auteur is verbonden aan Worrell + Jetten, accountancy-fiscaal-juridisch te Zoetermeer (www.worelljetten.nl).